Gebruik het volledige schema!Jij
ooit nog kampioen! (worden, tt)
Célestin
erg stil in de klas. (zijn, tt)
Misschien was de vorige zin wel
? (liegen)
Misschien was de
zin wel de waarheid? (schrijven)
Bent Van Looy
van muziek. (houden, tt)
Lander
zich op de toets. (concentreren, vt)
Femke
voorbij de finish. (lopen, vt)
Wij
al die zinnen
. (uitvinden, vt)
Xander is in slaap
. (vallen)
De voordeur
open. (staan, vt)
De stoute leerlingen
uit de klas gezet. (worden, vt)
Hij
twee messen uit zijn rug verwijderen. (laten, vt)
We
met papieren vliegtuigjes. (spelen, vt)
De
soep was niet lekker. (aanbranden)
Meester Tim
zot als we niet braaf zijn. (worden, tt)
die telefoon niet! (beantwoorden)
Het
nieuws werd herhaald. (uitzenden)
De Engelse film werd helemaal
. (ondertitelen)
De klas van meester Tim
in tranen
op de laatste schooldag. (uitbarsten, vt)
Dat lied
mij. (irriteren, vt)