oefenplezier

U4

Wie is het? Wie is dit? = ?
een gezin, familie =
een vader =
een papa =
een broer =
een jongen =
een vriend, kameraad =
een moeder =
een mama =
een zus =
een meisje =
een vriendin =
mijn (mannelijk) =
mijn (vrouwelijk =
mijn vader =
mijn moeder =
jouw (mannelijk) =
jouw (vrouwelijk) =
jouw vriend =
jouw vriendin =
zijn =
ik ben =
jij bent =
hij is =
zij is =
het is, dat is =