oefenplezier

Werkwoorden in de verleden tijd.

wwschema

Al deze zinnen staan in de verleden tijd!

De bus aan het zwembad. (stoppen)
De blaadjes lagen op de grond. (kleuren)
Ik tot de middag. (slapen)
Mijn kleine zusje tegen de slaap. (vechten)
Papa gisteren de trein. (missen)
Het vanmorgen heel erg. (misten)
Wij vorig jaar naar Turkije. (reizen)
Ik het afval in de vuilnisemmer. (smijten)
Hij de alarmklok. (luiden)
Ze hadden hem een uur lang . (verhoren)
Vroeger de mensen afval in hun tuin. (verbranden)
De politie de dader. (vinden)
De jager op zijn doelwit. (richten)
De kinderen een spannend boek. (lezen)
Papa de kamers. (verluchten)